Beide wielen wegen hetzelfde en toch rolt het ene wiel sneller dan het andere. Hoe komt dat?
Kijk eens goed naar de moeren en bouten. Er zijn er evenveel, maar ze zitten op een andere plek. Bij het snelle wiel zitten ze in het midden. Bij het trage wiel zitten ze aan de rand.
Beide wielen hebben aan het startpunt evenveel energie. Maar als je de wielen loslaat, moeten de moeren en bouten van het trage wiel een grotere afstand afleggen om 1 cirkel te maken. Dat vraagt veel energie. Het wiel houdt minder energie over om vooruit te gaan en komt later beneden aan. Als de moeren en bouten in het midden zitten, moeten ze maar in een kleine cirkel draaien. Er blijft dan meer energie over om snelheid te maken.
Met dezelfde hoeveelheid energie kan het ene wiel dus toch sneller draaien dan het andere doordat de massa anders verdeeld is. Dat noemen we ‘de wet van behoud van impulsmoment’. Draaien maar!
Wet van behoud van impulsmoment bij kunstschaatsers
De truc voor een goede pirouette?
1. Begin traag te draaien met uitgestrekte armen of benen.
2. Maak je klein om een topsnelheid te halen.
3. Strek je armen of benen terug uit om te vertragen en verder te schaatsen.